Het belang van zoet water voor de natuur in de Waddenzee

22 mei, 12:10

Als laatste spreker voor de pauze treedt directeur en portefeuillehouder ecologie van de Waddenacademie, Katja Philippart, aan. Zij zal de zaal toespreken over de wisselwerking tussen zoetwater en de natuur in en rondom de Waddenzee. Welk effect heeft een veranderende zoetwateraanvoer op zaken als biodiversiteit, waterkwaliteit, vismigratie en biomassa?

We zoomen uit naar de Waddenzee als delta van een uitgestrekt gebied, tot aan de Alpen toe. “De rijkdom van ons trilaterale Waddengebied heeft er alles me te maken dat wij aan de voet liggen van veel stroomgebieden.” Philippart benadrukt dat de Waddenzee ook het belang dient van soorten in andere gebieden en soorten die ons gebied bezoeken op doortocht, zoals vogels die komen bijtanken en vissen die vanuit de zee naar hoger liggende rivieren migreren. Voor al deze soorten speelt zoet water een belangrijk rol. Met het zoete water in het gebied zijn er volgens Philippart drie zaken aan de hand. Namelijk de afname van de kwantiteit van zoet water, toenemende droogte en (consequenties van) de respons van mensen.

“Wij bepalen hoeveel zoet water er uit mag stromen.”
Om een goed zicht op de omvang van het gebied te krijgen, brengt Philippart het gebied specifieker in kaart aan de hand van bijna 70 punten langs de Waddenkust in Nederland. Dit zijn punten met overgangen van zoet naar zout water: water dat vanuit bijvoorbeeld een rivier de Waddenzee instroomt. “Afgezien van een aantal kleine stroompjes zoals kreken, zitten op bijna al deze 70 punten mensen aan de knoppen,” zegt Philippart. “Wij bepalen dus hoeveel zoet water en wanneer er uit mag stromen.”

Op bijna 50 van de punten in de trilaterale Waddenzee zijn de afgelopen decennia metingen van de kwaliteit en de kwantiteit van de waterstromen gemaakt. Philippart toont een aantal grafieken van metingen in gebieden zoals de Elbedelta, Weser, Kornwerderzand en Eems. Op grafieken van seizoen variaties is duidelijk te zien hoe er in het voorjaar een piek in de zoetwaterafvoer is en in de zomer een dal. Maar er zijn ook grafieken over langere periodes, zoals eentje van 1977-2019 van de Elbemond. “Een behoorlijke tijd,” merkt Philippart op. Kijkend door je oogharen kan je er volgens haar bepaalde trends in ontwaren. Gelukkig kunnen we aan de hand van gerichte analyses zien of hier echt sprake is van langjarige veranderingen.

59% reductie van zoetwaterafvoer in Elbegebied
De cijfers van die analyses liegen er niet om. In het gebied van de Elbe, het grootste stromingsgebied, reduceerde de afvoer van zoet water vanaf 2010 met 59%. In Weser met 38% sinds 2000, in Eems met 40% sinds 1995 en in Den Oever met 34% sinds 2000. Onze Waddenzee kent volgens Philippart relatief veel kleine doorstroompunten ten opzichte van bijvoorbeeld een grote riviermond zoals die van de Elbe. Maar relatief weinig afvoer betekent niet dat de waterverhoudingen weinig effect hebben op het omliggende gebied. Kleinere kombergingen met weinig uitwisseling met zee zijn gevoeliger voor veranderingen in zoetwatertoevoer dan grote waarin het zoete water relatief kort in de Waddenzee blijft voor het naar zee spoelt. “Al met al is er in de afgelopen decennia steeds minder afvoer van zoet water naar de Waddenzee,” concludeert Philippart.

“De aanleg van de Afsluitdijk was een ecologische ramp”
Volgens Philippart staat de aanleg van de Afsluitdijk zelfs gelijk aan een ecologische ramp. En dat begon al in de jaren ’20 van de vorige eeuw, toen er delen van de Zuiderzee afgesloten begonnen te worden middels bijvoorbeeld de Wieringerdijk en de Amsteldiepdijk. De Zuiderzeecommissie deed hierbij metingen van het zoutgehalte, maar ook verschillende planten en dieren, zoals algen, schelpdieren en garnalen. “Je ziet dat er voor die tijd een constante verdeling was van zout water over het gebied en er gemiddeld 440 kubieke meter per seconde binnenstroomde,” zegt Philippart.

“Naarmate de toegang tot de Zuiderzee kleiner werd, zie je de zoutwaardes zakken en na 1932 kelderen ze tot het IJsselmeer een paar jaar erna slechts uit zoet water bestaat.”

Voor 1932 leefden er in de Zuiderzee 42 soorten bodemdieren. In 1932 stortte de biodiversiteit volledig in elkaar, waarbij er maar twee soorten overbleven. Inmiddels zijn daar een aantal nieuwe soorten voor teruggekomen, en staat de teller op 24 totaal. Iets soortgelijks gebeurde met de vissenpopulatie in het Waddengebied, net buiten het oude Zuiderzeegebied. Met als belangrijkste reden dat de nodige uitwisseling en migratie tussen zoet en zout water niet meer mogelijk was. Philippart: “We zijn duidelijk gegaan van een rijk naar een minder rijk gebied.”

Een deur naar de Rijn
Vismigratieplaatsen in de Afsluitdijk moeten voor herstel van die verbinding voor vissen zorgen. En daar investeren we als Nederland serieus in. Zodat vissen weer tot hoog in de Rijn kunnen zwemmen. Maar vissen hebben niet alleen een ‘deur’ nodig in de dijk. Ze moeten die deur ook kunnen vinden. Waar bij voldoende zoetwaterafvoer er duidelijke sporen van het zoete water in de zoute zee te zien zijn, worden door het stoppen van deze afvoer die sporen uitgewist. Vissen vinden de weg naar de rivier via die ‘zoetwaterkaart’. Het is dus niet alleen een kwestie van een deur maken, maar ook een kwestie van de juiste hoeveelheid zoet water op het juiste moment door die deur naar buiten te laten stromen, om de vissen de weg naar die deur te kunnen laten vinden.

“We zien daarnaast duidelijk een afname van nutriënten in het water,” vervolgt Philippart. Dit is deels het gevolg van een succesvol overheidsbeleid om de concentraties van deze voedingsstoffen in het zoete water te verlagen, maar ook omdat de zoetwaterafvoer naar zee steeds minder is geworden. “Dit beperkt de groei van algen. Algen op hun beurt voeden weer bodemdieren, waarvan de biomassa afneemt als er minder algen zijn. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat dit doorwerkt in de rest van de voedselketen zoals vissen en vogels, maar weet niet hoeveel dit dan zou zijn.”

We kunnen volgens Philippart een aantal wegen bewandelen die de natuur in het Waddenzeegebied ten goede komen. Zoals de reservering van zoet water voor Waddenzeenatuur bij zoetwaterbeheer Waddengebied en herstel grootschalige graduele zoetzout overgangen. Philippart: “De belangrijkste vraag is; hoeveel zoet water (en van welke kwaliteit) zouden we nodig hebben om de Waddenzee als Deltaecosysteem te herstellen?”

Een deelnemer uit het publiek merkt op dat Philippart het ingewikkeld in elkaar grijpen van systemen helder en fijn heeft uitgelegd, en daarbij ook een toekomstperspectief heeft geboden. Een ander bedankt voor het benoemen van de waterkwaliteit. “In de vorige presentatie hoorden we al over de aanwezigheid van PFAS in de Waddenzee. Daarnaast komen ook pesticiden en medicijnen in het water terecht.” De vraagsteller voorziet een groot probleem, en Philippart is het daarmee eens. “Het stemt niet vrolijk.”

Download de bij deze presentatie gebruikte slideshow