Vanuit zijn woonplaats Waterloo in Canada sprak Roy Brouwer de zaal via een beeldverbinding toe over de toegevoegde waarde van economische criteria bij waterverdelingsvraagstukken. Brouwer is sinds acht jaar directeur van het Water Institute van de University of Waterloo, nabij de Grote Meren op de grens van Canada en de Verenigde Staten.
Daar zetelt de oudste grensoverschrijdende waterautoriteit ter wereld, vertelde hij. “En dat gaat onder anderen over het verdelen van zoet water.” Want wie denkt dat Canada net zoals Nederland over voldoende water kan beschikken, heeft het mis. “Ik drink grondwater, het dichtsbijzijnde meer Lake Erie is te vuil en schoonmaken kost teveel. Veel water in Canada, vooral daar waar de meeste mensen wonen, is vaak onbruikbaar voor veel diensten.”
Maar eerst nam Brouwer de aanwezigen mee aan de hand van nieuwsartikelen in de wereldwijde watercrisis. De nieuwe stuwdam in de Blauwe Nijl, die een bedreiging vormt voor de landen stroomafwaarts die van het Nijlwater afhankelijk zijn. De grote meren die wereldwijd steeds minder water bevatten. Het historisch lage waterpeil van Lake Mead, het stuwmeer bij Las Vegas dat 25 miljoen mensen van water voorziet. “De zoetwatervoorziening staat onder enorme druk”, constateerde de econoom.
Dat toonde ook het lijstje met de tien grote steden aan die het risico lopen op watertekorten. Bovenaan staat Kaapstad, de Zuid-Afrikaanse hoofdstad die in 2018 dagen kende waarop er geen druppel uit de kraan kwam. “Vaak is dat niet alleen een kwestie van beperkt beschikbaar aanbod, het is juist de combinatie van vraag en aanbod gekoppeld met mismanagement”, stelde Brouwer.
Schadepost
Zowel aan watertekorten als aan overstromingen zijn enorme economische consequenties verbonden, liet hij zien aan de hand van berekeningen die mede door hemzelf en zijn team waren gemaakt. Wereldwijd zijn 3 miljard mensen daardoor al getroffen en gaat het om 700 miljard dollar schade. In de VS veroorzaakt elke droogte gemiddeld een schadepost van bijna 10 miljard dollar. De verwachting is dat die aantallen door klimaatverandering gaan toenemen.
Als iets schaars is, valt het onder het domein van de economie, aldus Brouwer. Dat geldt dus ook voor water, zowel voor de kwantiteit als voor de kwaliteit. Het gaat daarbij ook over de toegang die mensen hebben tot voldoende water van voldoende kwaliteit. En dat is in toenemende mate een probleem. “In sommige regio’s dreigt zelfs oorlog om water uit te breken.”
De spreker maakte onderscheid tussen water als bron (‘source’) en water als afvoerputje (‘sink’). We consumeren het en gebruiken het bij de productie van bijvoorbeeld voedsel of kleding. Maar 80 procent van het afvalwater belandt onbehandeld in de rivier of de zee. “Die functie wordt vaak zwaar ondergewaardeerd.”
Watervervuiling
Dat bracht hem naar het zuiden van Canada, de economische motor van het land rondom de Grote Meren die met de VS worden gedeeld. Lake Erie ziet bijvoorbeeld groen van de algen door lozingen van rwzi’s en uitspoeling van lanbouwnutriënten. Het water daaruit is dus voor veel doeleinden onbruikbaar. Samen met collega’s van het Water Institute berekende hij de schade voor de industrie als de ‘waterstress’ door klimaatverandering toeneemt van één maand per jaar naar vier maanden: 22 miljard Canadese dollar.
Ook de economische kosten van watervervuiling zijn berekend. Als je de eutrofiëring (vermesting) in de Grote Meren in Canada met 40% vermindert, dan kost dat de Canadese economie jaarlijks 3,4 miljard Canadese dollar.
Voor de verdeling van het schaarser wordende zoet water ontwikkelden economen zogenaamde ‘optimal control models’, liet Brouwer zien aan de hand van twee voorbeelden. Baten worden gemaximaliseerd en/of de kosten geminimaliseerd. Ook wordt er rekening gehouden met de effecten op andere sectoren. Dat laatste mist volgens hem bij de Nederlandse verdringingsreeks die erg gericht is op individuele sectoren.
Regionale modellen
Het eerste voorbeeld betreft het internationale stroomgebied van de Rijn waarin de omstandigheden in het zeer droge jaar 1976 werden gesimuleerd. Volgens een STOWA/Delta Commissie studie uit 2011 zou de economische schade voor de landbouw in dat geval 1,5 miljard euro bedragen. Tevens zou de productie met bijna 20 procent worden aangetast. Maar als het water op een economisch efficiëntere manier verdeeld zou worden, dan zouden de schadekosten volgens Brouwer met bijna de helft kunnen worden verminderd. In het tweede voorbeeld, waar gekeken werd naar een vermindering van de beschikbare hoeveelheid irrigatiewater in de Canadese rivier Saskatchewan, is dat effect nog groter: daar zouden de verliezen met maar liefst 66 procent gereduceerd kunnen worden als het water ruimtelijk-economisch optimaler verdeeld zou worden.
Brouwer besloot zijn betoog met een pleidooi voor integrale regionaal-economische modellen. “De prioritering in de verdringingsreeks lijkt heel logisch, maar is teveel gericht op individuele sectoren zonder daarbij het hele economische plaatje voor ogen te hebben. Bovendien is maar de vraag in hoeverre deze prioritering in heel Nederland algemeen toepasbaar is. De economie verschilt in de verschillende stroomgebieden. Daar moet je rekening mee houden.”
Om water economischer in te zetten en te verdelen, benadrukte hij verder dat het belangrijk is om water adequaat te beprijzen. “Dat is helaas niet altijd het geval.”
Download de bij deze presentatie behorende slideshow