Zoetwateraanbod en verdeling in Nederland, nu en in de toekomst

22 mei, 10:40

Adviseur waterverdeling, Vincent Beijk, van Rijkswaterstaat zet uiteen dat de verdeling van water, met name in de zomermaanden, geen vanzelfsprekendheid is. Hij geeft aan welke moeilijkheden er zijn en met welke stuwen en sluizen we het water tot op zekere hoogte in goede banen kunnen leiden. Ook doet Beijk uit de doeken welke systematiek gebruikt wordt bij de omgang met watertekort en hoe er prioriteiten worden vastgesteld. Tot slot schetst hij enkele contouren van de toekomstige waterverdeling in Nederland.

Adviseur waterverdeling, Vincent Beijk, van Rijkswaterstaat zet uiteen dat de verdeling van water, met name in de zomermaanden, geen vanzelfsprekendheid is. Hij geeft aan welke moeilijkheden er zijn en met welke stuwen en sluizen we het water tot op zekere hoogte in goede banen kunnen leiden. Ook doet Beijk uit de doeken welke systematiek gebruikt wordt bij de omgang met watertekort en hoe er prioriteiten worden vastgesteld. Tot slot schetst hij enkele contouren van de toekomstige waterverdeling in Nederland.

De adviseur die tevens voorzitter is van de Landelijk Coördinatiecommisie Waterverdeling (LCW) opent zijn verhaal met twee tabellen die in een klap duidelijk maken dat de verdeling van water in Nederland vooral in de zomermaanden belangrijk is. Afgezet tegen de verdamping is er ’s zomers sprake van een neerslagtekort. Bovendien is de aanvoer van zoet water via de Rijn en de Maas in dezelfde zomermaanden relatief beperkt.

Het watergebruik in Nederland komt voor een deel op het conto van bedrijven en huishoudens. Ze verbruiken niet alleen leidingwater, maar ook grond- en oppervlaktewater. Ook voor de binnenscheepvaart is water onmisbaar, ruim eenderde van het totale goederenvervoer gaat over water. Op de weg en het spoor is daarvoor geen plaats. De bevaarbaarheid van rivieren is daarom van groot belang. Bovendien is er veel zoet water nodig voor het tegengaan van verzilting.

Hoofdkranen en verdeelpunten
Drie grote sluizen fungeren als hoofdkranen in de Nederlandse waterverdeling. Dat zijn de stuw in de Nederrijn bij Driel, in de omgeving van Arnhem, de spuisluizen in de Afsluitdijk en de sluizen in het Haringvliet. De stuw bij Driel verdeelt het water dat bij Lobith ons land binnenstroomt over Lek, IJssel en Waal. Het regelbereik van deze stuw is overigens beperkt. Bij zeer lage afvoeren staat deze stuw namelijk dicht en verdeelt het water zich op natuurlijk wijze.

De waterverdeling in de Maas werkt met zeven stuwen, die van invloed zijn op de aanvoer naar diverse vaarten en kanalen, en ook voor de hoogveengebieden van De Peel. Als andere belangrijke verdeelpunten noemt Beijk de Prinses Irenesluizen, de stuw bij Hagestein, het sluizencomplex bij Eefde en de Volkeraksluizen. De Prinses Irenesluizen en de stuw bij Hagestein zijn onder meer belangrijk voor maatregelen tegen verzilting. De Volkeraksluizen spelen een rol in de waterkwaliteit en de bestrijding van blauwalg.

Systematiek
Beijk staat stil bij de systematiek die wordt gevolgd bij watertekort of de dreiging daarvan. Samenwerking tussen waterbeheerders en met gebruikers staat voorop. Er wordt gewerkt met een landelijk draaiboek en er zijn verschillende regionale en landelijke organen actief. Een ‘droogtekolom’ geeft schematisch aan welke organen in het geweer komen naarmate de omvang van het tekort toeneemt. Op het hoogste niveau, rood gekleurd in het schema, treedt ‘nationale crisisbesluitvorming’ in werking – iets dat nog nooit is voorgekomen.

Een ander hulpmiddel bij de bestrijding van watertekort is de zogenaamde verdringingsreeks. Dit is een prioriteitsvolgorde, vastgelegd in wet- en regelgeving, die aangeeft waar het water bij schaarste naartoe gaat. Hoogste prioriteit hebben zaken als de stabiliteit van waterkeringen en het voorkómen van klink en zetting van de bodem.

Maatregelen bij watertekort zijn onder meer het anders sturen van het water (met het eerder aangeduide netwerk van ‘kranen’), water bufferen, dijken nathouden en pompen bijplaatsen. Ook adequate communicatie tussen overheden en met burgers is belangrijk.

Nieuwe contouren
Voor de toekomstige waterverdeling schetst Beijk enkele contouren van sterk veranderde omstandigheden, waarop met aangepast beleid wordt gereageerd. Onder meer op grond van gegevens van het KNMI valt te verwachten dat de neerslagextremen verder zullen toenemen, met grote pieken en dalen in het aanbod. Een ander feit waarop hij in dit verband wijst is de continue zeespiegelstijging. Ook noemt hij Zwitsers onderzoek, dat stelt dat er aan het eind van deze eeuw in dat land mogelijk nog maar 5% van de gletsjers resteert.

In Nederland bereiden we ons op die toekomst voor met aanzetten tot aangepast beleid op nationaal niveau. Hierin wordt aangestuurd op het afstemmen van vraag en beschikbaarheid (zuinigheid), op beter vasthouden en bergen, slimmer verdelen en leren leven met restschade. We moeten de zoetwaterbuffering ‘situationeel’ sturen vanuit landelijk overzicht. En bijvoorbeeld meer water door het Amsterdam-Rijnkanaal naar het IJsselmeer leiden.

Reacties uit de zaal
Op het verhaal van Beijk komen enkele reacties uit de zaal. Albert Oost van Staatsbosbeheer vraagt of in het geschetste beleid ook de natuur is meegenomen, inclusief de brakke natuur. Beijk antwoordt dat de natuur een plek heeft in de verdringingsreeks en in de verschillende genoemde maatregelen. Het is dus niet zo dat dit alleen van betekenis is voor de mens.

Kaj Valk van de Vereniging van Kustgemeenten vraagt of er ook is gekeken naar de mogelijkheden van ontziltingsinstallaties. Beijk geeft aan dat de hoeveelheden water die voor landbouw, natuur en industrie gebruikt worden niet ontzilt kunnen worden. Alleen al vanwege de hoeveelheid energie die dat kost. Voor de productie van drinkwater is het echter zeker haalbaar.

Marcella Laguzzi, van het ministerie IenM, voegt in dit verband toe dat er in het kader van het Deltaprogramma zoet water ook al pilots draaien voor drinkwatergebruik.

Download de bij deze presentatie gebruikte slideshow